standpunten

Wij houden ons iedere dag bezig met wat er onder jongeren speelt. Wat vinden jongeren? Wat zijn de gevolgen voor jongeren van bepaalde regelwijzigingen? En wat vindt de politiek? Onze werkgroepen bekijken alle invalshoeken en formuleren standpunten als leidraad om te lobbyen en actie te voeren. Lees hieronder wat onze standpunten zijn.

werk(geluk)

Werk is belangrijk voor mensen. Niet alleen vanuit financieel perspectief, maar werk geeft ook zinvolle invulling en structuur aan het leven. Mensen krijgen de kans zich te ontwikkelen en om samen met anderen bij te dragen aan de ontwikkeling van onze samenleving. Het is daarom belangrijk dat werk en zekerheid hand in hand gaan: zonder bestaanszekerheid is er weinig perspectief voor mensen. De kern van goed arbeidsmarktbeleid is dat mensen de ruimte krijgen hun talenten, kennis en kunde op een goede manier in te zetten.

  • De jeugdwerkloosheid moet zowel tijdens als na een economische crisis niet hoger zijn dan het algemene werkloosheidcijfer. Zolang dit niet het geval is, moet zowel vanuit de overheid als werkgevers- en werknemersorganisaties concrete afspraken worden gemaakt om dit doel te bereiken.
  • Op de Nederlandse arbeidsmarkt bestaat een groot onderscheid tussen mensen met een vast contract en mensen zonder een baan of een flexibel contract. Door de kloof tussen vast en flex te verkleinen, kunnen jongeren makkelijker toetreden tot de arbeidsmarkt.
  • Flexibiliteit moet twee kanten op werken. Te vaak heeft nu de werkgever de lusten en de werkende de nadelen/risico’s. Onzekerheid voor het individu en maatschappij moet worden beprijsd: voor iedere flexwerker draagt de werkgever een extra bijdrage af in de vorm van een ‘flextoeslag’ die wordt opgeteld bij het uurloon.
  • Diversiteit op de werkvloer is goed voor iedereen. Inclusiviteit draagt bij aan de productiviteit, de creativiteit en het werkgeluk van de organisatie. Overheden moeten het goede voorbeeld geven en een afspiegeling zijn van de samenleving.
  • Het gaat niet alleen om maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar ook om maatschappelijk verantwoord aannemen. Werving- en selectieprocedures moeten transparant zijn. Kandidaten die de werving- en selectiefase niet succesvol zijn doorgekomen, krijgen persoonlijke en constructieve feedback op hun sollicitatie.
  • CNV Jongeren vindt het belangrijk dat jongeren zichzelf (blijven) ontwikkelen. Het is daarom nodig om in de cao afspraken te maken zodat alle jonge werknemers, ongeacht de type arbeidsrelatie, een persoonlijk ontwikkelingsbudget krijgen waarin de werkgever jaarlijks een storting doet.
  • Het soort werk verandert en het belang van omscholen en bijscholen neemt toe. Onderwijs is en blijft een persoonlijke route van ontwikkeling. Om het leven lang leren voor individuen en de samenleving een succes te maken, moet worden geïnvesteerd in een goede aansluiting arbeidsmarkt-onderwijs.
  • Sectoren met krapte moeten inzetten op omscholing van jongeren die weinig uitzicht hebben op werk, bijvoorbeeld door een ‘verkeerde studiekeuze’ of langdurige werkloosheid. De overheid moet dit stimuleren door het beschikbaar stellen van opleidingsbudgetten voor werkzoekende jongeren.
  • Het instrument Arbeidsmarkt Positie Keuring (APK) is een onmisbaar instrument op de arbeidsmarkt. Jongeren met of zonder werk hebben recht op een jaarlijkse, vrijwillige en kosteloze APK-scan.
  • CNV Jongeren maakt zich zorgen over de snel veranderende sociaaleconomische positie van jongeren. Een samenhangende toekomstvisie is nodig op het gebied van onderwijs-, arbeidsmarkt-, pensioenen-, woningmarkt- en welzijnsvraagstukken. Veranderingen in overheidsbeleid mogen niet leiden tot grote sociaaleconomische verschillen tussen generaties.
  • Een burn-out voorkomen is beter dan een burn-out genezen. Het is belangrijk dat iedereen kan leren en werken in een veilige omgeving. Er moet meer geïnvesteerd worden in de weerbaarheid van jongeren in het onderwijs en op de werkvloer.
  • Arbeidsvoorwaarden moeten leeftijdonafhankelijk zijn; daarom moeten de jeugdschalen vanaf 18 jaar worden afgeschaft.
  • Er moet meer aandacht worden besteed aan vernieuwing en verjonging van medezeggenschap. Jongeren weten zelf vaak het beste wat zij nodig hebben en hebben soms andere wensen en belangen dan oudere werknemers. Ook brengen zij een frisse blik mee. Binnen bedrijven is speciale aandacht nodig voor inspraak van werkenden met een flexibele arbeidsrelatie.

leren

Goed onderwijs zorgt voor een goede positie op de arbeidsmarkt. Althans, dat is wat ons betreft zoals het zou moeten zijn. Het is belangrijk dat het onderwijs toegankelijk is voor iedereen die wil studeren. Onderwijs is meer dan alleen persoonlijke ontwikkeling. Het zorgt ook voor toegang tot de arbeidsmarkt. Keuzevrijheid voor opleidingen is belangrijk, maar er moet worden voorkomen dat populaire studies met weinig baankansen jongeren scholen voor werkloosheid.

  • Het volgen van onderwijs is niet alleen goed voor de persoonlijke ontwikkeling. Het zorgt ook voor aanzienlijk meer kansen op de arbeidsmarkt. Het is goed dat jongeren de vrijheid hebben om te kiezen voor een opleiding. Tegelijkertijd is het belangrijk dat jongeren arbeidsmarktrelevant worden opgeleid.
  • Jongeren die kiezen voor een opleiding met veel perspectief op werk (kansrijke sectoren met een tekort aan werknemers) moeten door de overheid worden gestimuleerd door middel van een collegegeldkorting.
  • Per opleiding moet worden gekeken naar het aantal beschikbare stageplekken in de branche of sector. Een student mag niet de dupe worden van een tekort aan stageplekken. Opleidingen waar te weinig stageplekken zijn (indien verplicht voor de studie) moeten tijdelijk worden gestopt.
  • De student is zelf verantwoordelijk voor het vinden van een stageplek, maar moet wanneer dit niet lukt alle mogelijke ondersteuning vanuit de onderwijsinstelling krijgen om alsnog een stageplek te kunnen bemachtigen.
  • Het behalen van een diploma is belangrijk. Een diploma moet een eerlijke kans geven op het vinden van werk op niveau. Bij werkloosheid langer dan zes maanden na afstuderen hebben jongeren het recht om kosteloos een nieuwe studie te volgen.
  • De aansluiting tussen studie en werk moet optimaal zijn. Investeren in actuele informatie over de baankansen van een opleiding na afstuderen (studiebijsluiter), loopbaanoriëntatie met focus op werknemersvaardigheden en een actief alumni-beleid zijn in het onderwijs onmisbaar om te zorgen voor een optimale aansluiting met de arbeidsmarkt.
  • In het onderwijs moet meer aandacht worden besteed aan het verhogen van het financieel bewustzijn van jongeren. Een aparte module “geld en schulden” moet verplicht onderdeel zijn van het onderwijscurriculum op alle onderwijsniveaus (van vmbo tot en met universiteit).
  • Stage lopen tijdens de studie biedt een mooie kans om te leren op de werkvloer. Onmisbaar zijn goede begeleiding, ondersteuning en een minimum van 400 euro aan stagevergoeding. De collectieve arbeidsovereenkomst is bij uitstek het instrument om dit goed te regelen.
  • Een leven lang ontwikkelen is nodig voor een goede loopbaan. Alle jongeren zouden het recht moeten krijgen op een gratis bonuskaart na afstuderen om zich te kunnen blijven bijscholen op de onderwijsinstelling naar keuze. Het behalen van een diploma is geen eindpunt, maar een startpunt van de persoonlijke ontwikkeling.
  • Het volgen van een tweede masteropleiding is vanwege hoog instellingsgeld voor veel jongeren vaak niet te betalen. Het instellingsgeld moet worden losgelaten en de prijs van een tweede masteropleiding moet gelijk worden getrokken met het wettelijk collegegeld.
  • Het sociaal leenstelsel is niet sociaal genoeg in de huidige vorm. Het leenstelsel zorgt voor torenhoge schulden bij sommige studenten en biedt weinig ruimte voor extra curriculaire activiteiten naast de studie (druk op snel afstuderen is hoog). CNV Jongeren wil dat de aanvullende beurs wordt verhoogd en verruimd om te zorgen dat beurzen met name gaan naar jongeren die het nodig hebben. Daarbuiten om pleiten we voor een eerlijke basisbeurs voor alle studenten.
  • Stagevergoedingen moeten een vast onderdeel worden van elke cao.
  • Stagevergoedingen zijn minimaal een onkostenvergoeding en deze minima zouden niet per opleidingsniveau mogen verschillen.

Inclusiviteit

Ieder mens is uniek en moet de kans krijgen om zijn/haar talenten optimaal te benutten en mee te kunnen doen in de samenleving. Voor sommige jongeren is de weg naar het opbouwen van een zelfstandig bestaan minder eenvoudig. Het is daarom nodig dat alle jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt eerlijke kansen krijgen. Talent mag niet onbenut blijven. De aandacht moet veel meer gericht zijn op wat iemand kan in plaats van niet zou kunnen. CNV Jongeren zet zich in voor een eerlijke arbeidsmarkt met voldoende duurzame plekken voor jongeren, ongeacht hun beperking of achtergrond.

  • Passende ondersteuning van jongeren met een arbeidsbeperking op de werkvloer is onmisbaar. CNV Jongeren is er voorstander van om in iedere organisatie te beschikken over een Harrie op de werkvloer. Deze kan persoonlijk en maatwerkgericht ondersteuning bieden.
  • Jongeren met een arbeidsbeperking weten zelf vaak het beste wat zij nodig hebben. Ook brengen zij een frisse blik en ervaringsdeskundigheid mee. Het is daarom van belang dat juist met deze jongeren wordt gesproken, in plaats over hen.
  • Jongeren met een arbeidsbeperking mogen niet tussen wal en schip belanden. CNV Jongeren wil daarom dat Rijk, gemeenten en werkgevers gezamenlijk actiever inzetten op een inclusieve arbeidsmarkt.
  • Zolang de doelstelling van de banenafspraak niet wordt behaald, mag ook niet worden gekort op de Wajong-uitkering. De Quotumwet kan bijdragen aan het realiseren van toegezegde banen in de Wet banenafspraak.
  • Wanneer jongeren met een arbeidsbeperking gaan studeren, is dat goed voor henzelf en voor de maatschappij. Bovendien vergroot het hebben van een diploma je kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk.
  • De individuele studietoeslag voor studenten met een beperking die niet kunnen werken naast hun studie is door de overheid in iedere gemeente gelijk gesteld na jaren lobbyen door onder andere CNV Jongeren. Gemeenten moeten beter hun best doen om de informatievoorziening rondom deze toeslag goed op orde te hebben zodat iedereen die recht heeft op deze toeslag deze kan krijgen.
  • De Participatiewet is voor mensen met een chronische ziekte niet passend, want een beperking is in veel gevallen levenslang. Werken is niet altijd een optie, hoe graag iedereen dat ook wil. Veel jongeren met een beperking zijn ‘gevangen’ in een bijstandsuitkering die onder het bestaansminimum ligt. De partner- en vermogenstoets leiden ertoe dat het opbouwen van een onafhankelijk bestaan onmogelijk is geworden. CNV Jongeren pleit voor:
    • Het afschaffen van de partnertoets en vermogenstoets zodat jonggehandicapten onafhankelijk kunnen zijn.
    • Het verhogen (naar het bestaansminimum) van de uitkering in de Participatiewet voor jonggehandicapten.
    • Er moet een beter vangnet komen voor mensen met een chronische ziekte.

Geldzaken

Pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde waar veel jongeren niet genoeg van weten. Dat is begrijpelijk. Jongeren staan aan het begin van hun loopbaan vaak voor andere uitdagingen, zoals het vinden van een baan, een woning en het stichten van een gezin. Nadenken over een goed pensioen staat eerder onderaan dan bovenaan het prioriteitenlijstje. Toch is het van groot belang dat jongeren zich verdiepen in pensioenthema’s. Pensioen gaat immers ook om de belangen van jongeren.

  • Het pensioenstelsel moet toekomstbestendig en duurzaam worden ingericht met het oog op de veranderingen van de 21e eeuw. Een modern pensioenstelsel is robuust en betrouwbaar en heeft een ‘Triple E-status’: eerlijk, eenvoudig en evenwichtig. Dit betekent concreet dat alle werkenden verplicht pensioen opbouwen, mensen meer inzicht krijgen in het opgebouwde pensioen en dat jongeren pensioenopbouw krijgen die past bij de ingelegde premie.
  • De sterke elementen van het pensioenstelsel zijn: verplichtstelling, collectiviteit en solidariteit. Deze drie bouwstenen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dat moet nu en in de toekomst worden behouden.
  • Iedereen die werkt, ongeacht de type arbeidsrelatie, is verplicht pensioen op te bouwen, zodat alle werkenden na pensionering voldoende inkomen hebben om te voorzien in het levensonderhoud. Dit is niet alleen goed voor het individu, maar ook voor de samenleving als geheel.
  • CNV Jongeren wil dat de doorsneesystematiek, zonder generaties tegen elkaar uit te spelen, wordt aangepast naar een doorsneepremie met degressieve opbouw.
  • In de pensioendiscussie is de mate van keuzevrijheid een actueel onderwerp. Het hebben van keuzevrijheid is iets anders dan daadwerkelijk willen kiezen. Om te voorkomen dat verkeerde pensioenkeuzes mensen duur te komen staan, moet keuzevrijheid samengaan met goede standaardopties en begrijpelijke keuze-architectuur.
  • Het opgebouwde pensioenvermogen is uitgesteld loon voor de oude dag. Het mag niet als een ‘extra potje’ worden gebruikt om bepaalde financieringsvraagstukken op te lossen, bijvoorbeeld het afbetalen van de studieschuld of voor het aflossen van de hypotheek van de koopwoning.
  • Diversiteit in pensioenfondsbesturen krijgt steeds meer aandacht in de sector en het politieke debat en dat is positief. Pensioenfondsen moeten meer investeren in jongeren die belangstelling hebben in een bestuurlijke functie bij een fonds, bijvoorbeeld door het aanbieden van meer stageplekken en aspirant-bestuursfuncties, meer investeren in opleidingsmogelijkheden en begeleiding, en in de sector meer kennis, ervaring en ‘goede voorbeelden’ met elkaar te delen.
  • Bij een gezonde oude dag hoort ook een gezonde wereld. Daarom past bij de lange termijndoelstellingen van pensioenfondsen duurzaam beleggingsbeleid. Pensioenfondsen moeten zich daarom bewuster worden van de actieve en passieve rol die ze in duurzaamheid kunnen spelen.
  • CNV Jongeren vindt dat kennis over pensioenen bij alle generaties moet worden vergroot. Er moet veel meer ingezet worden op een goede voorlichting over het pensioen en dit begint al vroeg in het onderwijs.

    wonen

    Jongeren vormen een unieke doelgroep op de woningmarkt. Ze wonen op kamers, in een zelfstandige huurwoning of zijn koopstarter. En juist deze drie gebieden staan onder grote druk. Een laagdrempelige zelfstandige woning is nauwelijks te vinden, terwijl dat juist doorslaggevend is voor de persoonlijke ontwikkeling van jongeren en de kansen op de arbeidsmarkt. CNV Jongeren ziet het hebben van een geschikte woning als een voorwaarde om je thuis te kunnen voelen in Nederland. Het hebben van een geschikte zelfstandige woning begrijpen wij als ruimte voor jongeren in de breedste zin: het betekent ademruimte, leefruimte en werkruimte hebben.

    • Woonruimteverdelingssystemen zijn grotendeels gebaseerd op wachttijd. Jongeren komen echter structureel wachttijd te kort, waardoor het in hun nadeel werkt. Wij vinden dat meer woonruimteverdeling via loting moet gaan.
    • Met name de slagingskansen van jongeren onder de 23 zijn schrijnend laag. Dit komt ook omdat zij alleen huurtoeslag kunnen aanvragen op woningen onder de €424,44. Huurwoningen voor deze huurprijs zijn echter zeer schaars. Wij zijn voor het verlagen van de leeftijd voor deze lagere huurgrens naar 18 jaar.
    • Speciale jongerenwoningen waar jongeren met voorrang toegang toe hebben kunnen de kansen van jongeren op een sociale huurwoning verhogen. Om deze woningen voor jongeren vast te houden, kan gedacht worden aan tijdelijke contracten van 5 jaar met behoud van inschrijftijd. Wij pleiten voor meer jongerenwoningen in gelijke verhouding met seniorenwoningen.
    • Wachttijd opbouwen voor een sociale huurwoning kan vanaf 18 jaar. Maar op deze leeftijd, met veel veranderingen in het leven van jongeren, is inschrijven voor een sociale huurwoning niet iets waar veel jongeren aan denken. Wij vinden dat jongeren op hun 18e verjaardag automatisch en kosteloos worden ingeschreven.
    • Jongeren zijn van alle woningzoekenden het meest mobiel. In Nederland is woningruimteverdeling echter regionaal georganiseerd. Dit staat de arbeidsmobiliteit van jongeren in de weg. Wij pleiten voor een onderzoek naar de mogelijkheid van een landelijk woonruimte verdeelsysteem.
    • Lange wachttijden worden in belangrijke mate veroorzaakt door schaarste. Wij doen een oproep voor de bouw van meer sociale huurwoningen. Provincies moeten erop toezien dat gemeenten voldoende sociale huurwoningen bouwen om aan de vraag in een regio te voldoen.
    • De prijs-kwaliteitverhouding van middenhuurwoningen moet beter beschermd worden. Het waarborgen van de financiële redzaamheid van jongeren heeft prioriteit boven het waarborgen van marktwerking binnen dit steeds crucialer wordende deel van de woningmarkt. Wij zijn voor het invoeren van wettelijke eisen aan de prijs-kwaliteitverhouding van middenhuurwoningen tot €1250.
    • Vooral jongeren vallen tussen wal en schip in het middensegment en dit heeft groot effect op hun ontwikkelkansen. Wij vinden dat middenhuurwoningen die aangeboden worden door woningcorporaties met voorrang verhuurd worden aan jongeren, bijvoorbeeld als jongerenwoningen.
    • De positie van huurders ten opzichte van verhuurders is zwak, met name in de vrije huursector. Wij pleiten voor het invoeren van een verhuurdersvergunning om verhuurders te verplichten in huurcontracten op te nemen dat huurders eenzijdig naar de huurcommissie kunnen stappen, en dat zij uitspraken van de huurcommissie zullen accepteren.
    • De prijzen van koophuizen zijn hoog. Belastingmaatregelen en de regels rondom hypotheken spelen hier een belangrijke rol in. Wij pleiten voor beleid gericht op het beperken van de stijging van huizenprijzen.
    • De van nature achtergestelde uitgangspositie van starters moet meer gelijk getrokken worden met die van doorstromers. Koopstarters ontheffen van de overdrachtsbelasting is hier een middel voor. Tegelijkertijd kan de overdrachtsbelasting gebruikt worden om verstorende activiteiten op de woningmarkt, zoals buy-to-let door beleggers, te ontmoedigen. Wij zijn voor een overdrachtsbelasting van 0% voor starters en 10% voor beleggers (op bestaande huizen).
    • De studieschuld zorgt ervoor dat starters een minder hoge hypotheek kunnen krijgen. Wij zijn ervoor om banken te verplichten de actuele studieschuld mee te nemen in de berekening van de hypotheek, in plaats van de oorspronkelijke studieschuld.
    • Veel starters zitten nu vast in de dure vrije huursector, terwijl zij voor een soortgelijke woning met een hypotheek veel lagere maandelijkse woonlasten zouden hebben. Een huurverklaring biedt hiervoor uitkomst: starters die al langer dan 2 jaar een huur betalen die hoger is dan hun maximale maandelijkse hypotheeklasten kunnen hiermee aantonen dat zij deze maandlasten kunnen dragen. Wij pleiten voor het wettelijk verankeren van de huurverklaring als aanvulling op de inkomenstoetsen voor een hypotheek.
    • De financieringsmogelijkheden voor een koophuis zijn in Nederland beperkt. Wij zouden graag een onderzoek zien naar de toepasbaarheid in Nederland van alternatieve stimulerings- en financieringsvormen, waarmee koopstarters in andere landen worden geholpen bij het kopen van een eerste huis.
    • Beleggers kopen goedkope koopwoningen op, waardoor er minder voor starters overblijft, en voor deze woningen vragen beleggers vaak hoge huren. Een manier om beleggers van de koopmarkt te weren, is het invoeren van een woonplicht. Wij willen dat het voor gemeenten mogelijk wordt lokaal een woonplicht in te voeren.
    • Wij pleiten ervoor dat gemeenten in hun bestemmingsplan de bouw van goedkope koopwoningen, die met voorrang aan starters aangeboden moeten worden, als prioriteit opnemen.