Vast en flex in vele vormen
Het aantal werknemers met een vast contract is in 2015 gedaald naar 60%. Tegelijkertijd steeg het aantal mensen met een flexibel contract. Niet alleen is het totaal aantal flexwerkers toegenomen, er is ook een grotere verscheidenheid aan flexcontracten ontstaan. We doelen daarmee op oproepkrachten, min-max-contracten, nul-urencontracten, uitzendkrachten, payrollers, gedetacheerden, zzp’ers en freelancers. Die grote verscheidenheid aan contractvormen duidt op een grote behoefte aan flexibiliteit bij werkgevers. Is de verregaande flexibilisering van contractvormen tijdelijk en ingegeven door de economische crisis van de afgelopen jaren? Of is deze flexibilisering structureel, en bepaald door internationalisering, kostenbesparingen en de behoefte snel te kunnen inspelen op veranderingen in de markt? In dit rapport laten we werkgevers aan het woord over de verschillende contractvormen. We hebben gekeken naar hun feitelijke gedrag, motieven, voorkeuren én hun verwachtingen voor de toekomst.
Een nieuwe generatie, een nieuw geluid?
Van jongeren wordt vaak gedacht dat ze graag flexibel werken en van ouderen denkt men dat ze een voorkeur hebben voor vaste contracten. Zijn dit mythen of is het de waarheid? Het Verwey-Jonker Instituut ging op zoek naar de feiten over generaties en hun voorkeuren voor vast en flexibel werk. Drie leeftijdsgroepen staan in dit onderzoek centraal: van 15-30 jaar, van 31 tot 50 jaar en van 51 tot 67 jaar. De groepen blijken meer met elkaar gemeen te hebben dan aanvankelijk gedacht.
CNV Jongeren-voorzitter, Semih Eski, was één van de sprekers op het symposium dat het Verwey-Jonker Instituut naar aanleiding van de onderzoeksresultaten organiseerde.