De onzichtbare littekens van jeugdwerkloosheid: waarom jongeren stranden in de bijstand (Redpers)

Starters met een uitkering zien de toekomst vaak met hoge schulden en achterblijvende lonen tegemoet. Hoe kan het dat ondanks een krappe arbeidsmarkt meer dan 39 duizend jongeren in de bijstand belanden? ‘Er is duidelijk een dieper probleem.’

“Ik wist eigenlijk zeker dat ik tot aan september nergens zou starten”, zegt Alain Jorna, een 24-jarige werkstudent Fiscaal Recht. Jorna blikt terug op het moment dat hij werkloos werd. “Na mijn stagecontract zou ik bij een adviesbureau in Groningen starten, maar dat aanbod werd jammer genoeg ingetrokken.”   

Jongeren zoals Jorna belanden steeds vaker in een situatie waarin ze moeilijk aan werk komen. Het afgelopen jaar steeg het aantal jongeren in de bijstand dan ook acht keer sneller dan het aantal ouderen in de bijstand. Deze werkloze jongeren vallen onder de Participatiewet, die hen ondersteunt wanneer ze na een zoektocht van vier weken geen baan hebben gevonden en te weinig geld hebben om het einde van de maand te halen. Momenteel ontvangen 39 duizend jongeren een bijstandsuitkering. Dat terwijl de markt met 110 vacatures per 100 werklozen nog altijd krap is.  

De vele baankansen scheppen het verkeerde beeld dat jongeren met een uitkering niet willen werken, zegt Casper Cornelisse. Als voorzitter van vakbond CNV Jongeren merkt Cornelisse juist dat jongeren de economie draaiende willen houden, maar daar niet altijd in slagen. “Er is duidelijk een dieper probleem en het pad uit de bijstand is best wel moeilijk voor veel jongeren.”  

 

‘De problemen van jongeren hebben een lage prioriteit in Den Haag’

Participatiewet in balans?  

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil daarom de bijstandsregels versoepelen met het wetsvoorstel ‘Participatiewet in balans’. Een succesvolle pilot in Utrecht wijst uit dat jongeren tot 27 jaar minder snel schulden opbouwen en minder snel dakloos raken wanneer de gemeente de vier weken zoektijd niet toepast. Toch blijft het ministerie de zoektocht voor hen verplichten.  

“Dat komt over als minachting richting jongvolwassenen,” vindt Cornelisse. Een woordvoerder zegt dat het ministerie van SZW daar anders over denkt, omdat van jongeren verwacht mag worden dat ze eerst intensief werk hebben gezocht voordat ze een uitkering aanvragen. Deze houding is volgens Cornelisse ‘heel kwalijk’, omdat daarmee voor jongeren andere wetten gelden. “Het laat zien dat de problemen van jongeren, die best heel groot zijn op dit moment, een lage prioriteit hebben in Den Haag.”  

Jongeren zoals Jorna zoeken weldegelijk naar mogelijkheden op de markt, maar er komen niet altijd geschikte vacatures vrij. “In de zomer kan je eigenlijk niet solliciteren in mijn vakgebied, omdat de drukke periodes dan al voorbij zijn,” legt Jorna uit. Bovendien moest hij als starter begeleid worden. “Daar moet maar net iemand binnen een bedrijf genoeg tijd en werk voor hebben.” 

Een valse start maken 

Jeugdwerkloosheid brengt vaak langdurige gevolgen mee. Vooral starters krijgen in de bijstand te maken met een ‘littekeneffect’ dat jarenlang kan dooretteren, zegt Ton Wilthagen, die als hoogleraar Arbeidsmarkt aan Tilburg University initiatieven opzet voor werkzoekende jongeren.  

Zelfs nadat jongeren uit het dal van de bijstand klimmen, blijft hun inkomen achter, omdat ze in de periode ervoor geen dienstjaren opbouwen. “Dat is ook het meest schrijnende aan jeugdwerkloosheid,” zegt Wilthagen. “Je kan door die achterstand moeilijk een huis huren en al helemaal niet kopen, waardoor je ook niet aan een gezin kan denken.”  

Een van de snelst groeiende groepen in de bijstand is volgens Wilthagen dan ook alleenstaande moeders onder de 27 jaar. Ook de groep jongeren die intensieve zorg nodig hebben en daardoor te kwetsbaar zijn voor werk is groot. Hoewel deze groepen groter worden, valt het grootste deel van de werkloze jongeren om andere redenen in de bijstand.  

Een stapeleffect  

Een veelgenoemde reden dat jongeren niet aan banen komen, is dat de arbeidsmarkt uit balans is. Werk ligt voor het oprapen in de ICT, de bouw, de techniek, de zorg en het onderwijs, terwijl jongeren volgens Wilthagen liever een carrière najagen in de sport- of evenementensector. Bij de opleidingen die zij afronden, leren ze vaak niet de vaardigheden die passen bij het aanbod. “Jongeren kunnen van daaruit nog wel een baan vinden buiten die sectoren, maar er blijft een mismatch in het werk.”  

Deze kwetsbare positie op de arbeidsmarkt zorgt er volgens Wilthagen voor dat jongeren zonder een vast contract sneller uitvallen op het werk. Dit gebeurt wanneer bedrijven na het hoogseizoen minder werk hebben voor flexwerkers of wanneer jongeren vanwege eentonig werk een gebrek aan perspectief zien. “Zij hebben dan al zes keer uitzendwerk gedaan en denken: ik kom hier niks verder mee, ik vind dit ook niks en ik word ook slecht betaald.”   

Doordat jongeren geen vastigheid hebben, ervaren ze volgens Cornelisse enorme druk om voldoende geld bij elkaar te sprokkelen. “We horen bij het CNV echt vaak van jongeren dat zij in een situatie terechtkomen waarbij ze geen voltijdbaan vinden en meerdere baantjes tegelijk afwerken.”  

Veel starters maken zich zorgen over de huidige arbeidsmarkt, woningmarkt en een flinke studieschuld, zegt Cornelisse. “Ze vinden het moeilijk om de juiste keuze te maken voor een baan, omdat er veel op het spel staat.” Dat komt doordat het moeilijk is om in de huidige huizenmarkt een lening af te sluiten. “Een goede baan maakt dit makkelijker, maar vanwege enorme concurrentie of een gebrek aan de juiste kwalificaties zijn sommige banen totaal niet toegankelijk.”  

Deze zorgen dragen er volgens Wilthagen aan bij dat jongeren extra mentale druk meenemen naar de werkvloer. Vooral onder jonge vrouwen, theoretisch geschoolden en jongeren die al veel mentale problemen hebben, neemt het aantal werkgerelateerde burn-outklachten toe.   

Deze jongeren willen wel aan de slag, maar voelen zich volgens Wilthagen vaak niet fit-to-work of houden het niet lang vol. “Vaak is dat een combinatie van niet de juiste skills hebben, een flexbaantje hebben en niet in topvorm zijn waardoor er een stapeleffect optreedt.” Cornelisse herkent dit vanuit de praktijk. “Het is op dit moment gewoon heel moeilijk om perspectief te hebben op een stabiel leven,” zegt hij.   

Sterker terugkeren 

Inmiddels werkt Jorna bij een accountantskantoor en zit hij goed op zijn plek, maar dit pad verloopt niet voor iedere werkloze even soepel. “Je kan niet altijd in twee, drie maanden gelijk een baan gefixt hebben,” zegt hij.  

Volgens Wilthagen kunnen gemeentes daarom beter samen met werkloze jongeren kijken naar waar hun kwaliteiten liggen in plaats van hen zelfstandig naar werk te laten zoeken. Zo kunnen jongeren sterker terugkeren op de arbeidsmarkt. “De bijstand is fijn als vangnet, maar het is geen springplank om verder te komen.”  

Bron: Redpers | Auteur: Jeroen Grooten | Eindredactie: Evi Verleije